‘Wie procedeert om een koe, legt er een op toe’ is een in het verleden wel gebruikt gezegde om aan te geven dat procederen soms meer kost dan het oplevert. Een weliswaar al oud gezegde maar het heeft niets aan actualiteit in de huidige rechtspraak verloren.
Zeker bij een wat complexere zaak, ook wanneer de inzet niet erg hoog is, kunnen de advocaatkosten snel oplopen. En ook bij winst in de procedure worden die kosten in Nederland zelden volledig vergoed. De in het gelijk gestelde partij moet het doen met de zogeheten ’forfaitaire’ vergoeding, die vaak maar een fractie bedraagt van de werkelijk gemaakte kosten.
Partijen kunnen de rechter altijd vragen om naast de forfaitaire kosten de wederpartij te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten. Toekenning van dit verzoek gebeurt echter slechts bij hoge uitzondering. De door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf dient hierbij tot uitgangspunt.
Deze maatstaf houdt in dat voor een volledige proceskostenveroordeling uitsluitend plaats is als sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Hiervan is pas sprake als het instellen van een vordering of het voeren van een verweer, gelet op de “evidente ongegrondheid” ervan, “in verband met de betrokken belangen van de wederpartij” achterwege had behoren te blijven. En van dit laatste kan pas sprake zijn als de eiser zijn vordering of de gedaagde zijn verweer baseert op “feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.”
Tenzij een partij zich bedient van valse of vervalste stukken of verklaringen (dat is natuurlijk onrechtmatig handelen) ligt de lat in de regel dus hoog maar is die toch niet helemaal onbereikbaar. Zo bleek uit een uitspraak van de kantonrechter in Den Bosch van 19 november vorig jaar. Uit die uitspraak blijkt dat gedrag of (proces) houding van een partij de rechter er toch toe kan bewegen die partij, bovenop het verlies van de procedure, een extra veeg uit de pan te geven met een volledige proceskostenveroordeling.
Het ging om een arbeidszaak waarin door een aantal werknemers, naast een aantal andere verzoeken, was verzocht om betaling van het CAO loon waarop zij (onbetwistbaar) recht hadden. Aan de werknemers was door deze werkgever structureel minder uitbetaald dan het verplichte CAO loon.
Aan dat recht valt natuurlijk in beginsel niet te tornen wanneer er gewoon is gewerkt. Of wellicht niet is gewerkt, maar de verhindering voor risico van de wekgever komt. De advocaat van de werknemers had dan ook, alvorens te gaan procederen, beargumenteerd geprobeerd de werkgever te bewegen om vrijwillig zijn verplichtingen na te komen. Maar die bleef daarmee in gebreke. Kennelijk werd er van werkgeverszijde slechts gereageerd met de bewering, tegen beter weten in, dat het verplichte salaris was betaald, zonder dit verder te onderbouwen. Dat leidde uiteindelijk tot zeer veel werk voor de advocaat van de werknemers voor het maken van berekeningen waaruit het tekort aan salaris bleek zodat de vorderingen konden worden ingesteld in rechte.
Dit ’narrig’ gedrag van de werkgever is vervolgens door de kantonrechter afgestraft.
De kantonrechter overwoog daarover het volgende:
’Zij heeft daarbij in beschouwing genomen dat de gemachtigde van werknemers in het voortraject al heeft getracht [verweerder sub 1] met tal van argumenten te overtuigen van de onhoudbaarheid van haar standpunten. Verder moet worden vastgesteld dat de gemachtigde van werknemers onevenredig veel werk heeft moeten verzetten om aan te tonen dat werknemers structureel zijn onderbetaald. Hoewel [verweerders] . dit zijn blijven betwisten, hebben zij geen enkel steekhoudend argument aangedragen ter onderbouwing van deze betwisting. In een dergelijke situatie vindt de kantonrechter een vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten voor juridische bijstand redelijk. De hoogte van de verzochte proceskostenvergoeding is door [verweerder sub 1] niet betwist. De kantonrechter zal daarom een vergoeding toekennen van in totaal € 14.955,60 inclusief btw, zoals is verzocht en onderbouwd. ’
€ 14.955,60 dus in plaats van het gebruikelijke bedrag dat in dit geval nog geen 10% van dat bedrag zou hebben bedragen. Een dure les voor deze werkgever.
Niettemin blijft dit een uitzondering en blijft procederen ook voor de winnende partij een kostbare aangelegenheid. Reden voor ons kantoor om onze cliënten altijd op voorhand goed voor te lichten over de oplopende kosten wanneer de gang naar de rechter wordt ingezet en te bespreken onder welke voorwaarden een schikking misschien de voorkeur verdient. Niet een poging daarvoor ondernemen met de advocaat van de wederpartij voordat de dagvaarding wordt opgesteld, is feitelijk een voor de cliënt kostbare gemiste kans.
Hans Nillesen
Specialist Arbeidsrecht